Hoe minister Geens de Moslimexecutieve de doodsteek geeft

Open BRIEF aan minister van justitie Koen Geens (DE MORGEN, 27 augustus 2017, n.a.v. de aanslag in Barcelona). Dick Wursten is inspecteur voor het protestants-evangelische godsdienstonderwijs.

Geachte meneer de minister, beste heer Geens, 

U klonk naar aanleiding van de aanslagen in Barcelona en Cambrils behoorlijk vastberaden in Terzake: “Ik ga de Moslimexecutieve vragen dat zij alle Belgische moskeeën, erkend of niet erkend, vragen elke imam die daar passeert te melden. De Moslimexecutieve moet die informatie aan de Staatsveiligheid doorspelen. Zo komen we tot een systeem waarin de Staatsveiligheid onmiddellijk verneemt wie predikt, ook in niet-erkende moskeeën.”

Hiermee hebt u echter wel de Moslimexecutieve de doodsteek gegeven, omdat u de organisatie openlijk degradeert tot een dependance van de Belgische Staatsveiligheid, nog los van het feit dat de Executieve sowieso geen bevoegdheid heeft ten opzicht van niet-erkende moskeeën (het merendeel). U bevestigt wat vorige maatregelen al lieten vermoeden: u instrumentaliseert de religieuze instanties, wat uw goed recht is als staat, maar mocht ik in zo’n religieus representatief orgaan (synode, bisschoppenconferentie, consistorie, executieve of hoe ze ook mogen heten) zetelen, u zou een kwaaie aan mij hebben.

De overheid moet zich niet moeien met de religieuze instellingen, enkel met het gedrag van haar burgers. Daar moet zij zich mee bezighouden, ook als die burgers dat religieus motiveren. Daar vind ik u dan weer veel te bang. U meent dat haatzaaiende predikanten enkel kunnen worden aangepakt via de officiële eredienst? Hoe komt u daarbij? Haatzaaien is bij wet verboden. Punt andere lijn. Een beroep op de ‘vrijheid van godsdienst’ of ‘de scheiding van kerk en staat’ heeft daar niets mee te maken.

Godsdienst kan niet dienen als dekmantel voor haatzaaierij. En mensenrechten mogen niet worden ingeroepen om de rechten zelf aan te vallen (staat ook in de Verklaring van de rechten van de mens). Meningen mag je dus hebben, en je mag ze verkondigen, zeker. Dat kunnen dus ook domme, onwelgevallige en zelfs opruiende meningen zijn. Zo hebben wij hier met elkaar afgesproken. Het recht op vrijheid van meningsuiting (waarvan de vrijheid van godsdienst slechts een variant is) is verankerd in de genen van ons recht, omdat wij de winst voor het mens-zijn hiervan hoger inschatten dan de nadelen.

De nadelen zijn er echter ook, maar die proberen we in te perken en aan te pakken middels algemene wetgeving: ‘Aanzetten tot haat’ is strafbaar. Dat mag dus niet, nooit niet, nergens. Daarvoor kun je vervolgd worden en, bij voldoende bewijs, ook veroordeeld worden. Of je dat nu in een kerk, moskee, café of tijdens een verkiezingsbijeenkomst doet, maakt in principe niet uit.

Dus, ik zou zeggen: als u een vermoeden hebt dat het misgaat in islamitische gebedshuizen, aarzel dan niet om dat ‘met de geëigende’ middelen te onderzoeken en aan te pakken. Daar hebt u geen toestemming van wie dan ook voor nodig. Doe dat zoals elke zichzelf respecterend geheime dienst zou doen met eender welke dreiging die zij moet onderzoeken.

En tot de moslims in België nog dit, nu blijkt dat er in uw midden relatief veel van dit soort gevaarlijke gasten rondlopen: als u er eentje tegenkomt, spreek hem erop aan, spreek hem tegen, bied weerwerk, wederwoord. Dat hoort ook tot de vrijheid van meningsuiting.

Zij mogen het zeggen, maar ze behoren weersproken te worden. Morele weerstand bieden is een taak voor elke burger van dit land.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *