Daar zijn de hoofddoeken weer…

Om de zoveel tijd laait de discussie over hoofddoeken op. Meestal n.a.v. van een rechterlijke uitspraak in een proces over het GO!-verbod op de hoofddoekdracht op school. Dat op zich is al jammer. Juridisering is de doodssteek voor elk serieus gesprek face-to-face. Het gesprek moet plaatsvinden tussen mensen, niet tussen opiniemakers, advocaten, politici en rechters. Het zijn immers gewone mensen die een hoofddoek dragen en gewone mensen die zich daaraan storen. Daarover moeten ze dus met elkaar leren praten. Logisch toch! Uitleggen wat het is dat je stoort, vertellen waarom je ‘m draagt, luisteren, en proberen te begrijpen – wederzijds. NB: de uitkomst van het gesprek staat per definitie van te voren niet vast, anders is het geen echt gesprek. Hieronder wat achtergrond.

Twee basale feiten:
1. Wat zeggen de heilige boeken erover?
Antwoord: daar zijn de islamititsche rechtsgeleerden het niet over eens (hoofd, haar, boezem, alles), maar hoe men er ook over denkt: er moet iets bedekt worden [voor geïnteresseerden: hier een overzicht van exegetische discussie]. Dus meteen over naar de volgende vraag.

2. Waarom moet er eigenlijk bij vrouwen iets bedekt worden?
Antwoord: daarover is de koran wel duidelijk. Het kledingvoorschrift beoogt twee zaken: a. zedigheid van de vrouw te waarborgen en b. ‘onze vrouwen’ onderscheiden van de anderen.

Dit laatste klinkt misschien vreemd, maar wordt expliciet in de koran (door Mohammed in opdracht van Allah) verwoord in soera 33:59: O Profeet, zeg tot je echtgenotes en je dochters en tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleed (‘djilbab’) over zich heen laten hangen. Zodoende is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastiggevallenHet gaat hier over het overkleed maar hetzelfde geldt voor de hoofddoek: je kunt zo gemakkelijk onderscheiden tussen ‘goede’ en ‘slechte’ vrouwen.
In het latijn is het woord voor ‘onderscheid maken’: discriminatio. De onzen (= de goeden) kun je aan hun kleding herkennen. De anderen zijn te mijden. En – niet onbelangrijk – als een vrouw lastiggevallen wordt, dan is het dus eigenlijk haar eigen schuld: Had ze zich maar correct moeten kleden. Blaming the victim.

De hoofddoek (hoe dan ook gedragen) werkt het groepsdenken in de hand (wij-moslims versus de andere vrouwen) en als het gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag t.o.v. vrouwen verandert dit voorschrift #metoo in #eigenschuld.

ERGO: Als je de hoofddoek op school wilt toelaten – waar ik een voorstander van ben al was het alleen maar om het geheel uit de juridische sfeer te halen ! – dan moeten deze twee impliciete boodschappen (moreel oordeel over vrouwen gebaseerd op hun kleding & groepsvorming volgens religieuze lijnen) wel van het nodige tegengewicht worden voorzien.

Hoe je dat misschien zou kunnen doen, heb ik in een kort opstel op mijn gewone website beschreven.

En, oh ja, bijna vergeten: als je de hoofddoek (op school) toestaat om religieuze redenen moet je tegelijk alle kledingvoorschriften ter discussie stellen, anders bevoorrecht je religieuze mensen boven a-religieuze. What’s good for the goose is good for the gander… Daar komen de hoodies, de tatoeages, statement-T-shirts, kruisen, tulbanden en petjes. Het wordt bont in de klas.