Salafisten in Genk en Antwerpen

Voltaire is er nog duizelig van, zovaak moest hij zich vandaag in zijn graf omdraaien. Al die ‘verlichte’ democraten die plots moord en brand riepen omdat er een cursus wordt georganiseerd door een enge culturele vereniging van islamitische strekking. Daar werden onwelgevallige meningen verkondigd over alcohol, werd de omgang met ongelovigen afgeraden (‘zonde’) , en werd de hele muziekscene aan de duivel toegewezen. Ja, die meningen bestaan – en ze hebben nog nooit zoveel gratis zendtijd gekregen als nu.

Dus nog één keer: “I disapprove of what you say, but I will defend to the death your right to say it.” (uit een boek over Voltaire uit 1906).

Als men onder valse voorwendsels een zaal heeft gehuurd, dan is dat een andere zaak, maar ook hier is het misschien niet zo simpel als men het voorstelt. Een cursus over islam vanuit binnenperspectief is geen ‘religieuze activiteit’, sorry. Je moet die dingen wel uit elkaar houden. Wie alles mixt, maakt er een potje van: soep.

Dus: Dat we het niet eens zijn met iemand is geen reden om hem het zwijgen op te willen leggen. Integendeel. Met die persoon wil je van gedachten wisselen tot je hem overtuigd hebt van jouw gelijk (of andersom, hoewel dat bijna nooit voorkomt. Vreemd eigenlijk). Dat is ‘burgerzin’. Zo werkt de open samenleving. Iedereen mag mij uitnodigen voor een gesprek of een debat over eender wat. Als ik meen dat ik er iets over te zeggen heb, dan kom ik. Vraagt men verantwoording, ik geef die. Dat we ons zorgen maken over de consequenties van de zuiverheidsideologie van het salafisme (met haar ‘contaminatievrees’, je wordt besmet door de omgang met ongelovigen) is terecht. Daardoor wordt inderdaad het samen-leven zelf bedreigd. Maar ook dat betekent nog niet dat we de mensen het recht mogen ontzeggen om die mening te hebben en te uiten.

Te hebben: Het recht op het hebben van een afwijkende en onwelgevallige mening is sinds 1648 (vrede van Munster) verworven in onze contreien, tot grote ergernis overigens van de toen dominante ideologie, genaamd de rooms-katholieke religie. Het heeft de achterhoedegevechten van de godsdienstoorlogen beëindigd en veel repressie voorkomen. Het recht om die mening te uiten, zo luid als men wil, en ongecensureerd, komt elke burger van dit land toe, al sinds België bestaat (1831, Belgische Grondwet, o.a. artikel 19 en 25).

Dus waar hebben we het over? Over het feit dat religie een booming business is, en dat op deze markt – die vrij is, want religies zijn ook maar culturele constructies – zich dus allerlei figuren kunnen begeven die eender wat mogen verkondigen, ook een ex-rapper die tot inkeer is gekomen en vervolgens alle muziek afwijst. Je kan dat betreuren, maar strafbaar is het niet. Als ze aanzetten tot haat, of IS verheerlijken, dan is het gedaan. Die grens mag niet overschreden worden, naar geen van beide kanten.

 

Over salafisme en gebedsruimte op scholen (Khadija Arib)

De Voorzitter van de Tweede Kamer in Nederland, Khadija Arib, hield op 17 september de Abel Herzberglezing in de Rode Hoed (Amsterdam). Ze zegt behartenswaardige dingen over het belang van de westerse waarden en hoe diep die in onze cultuur en geschiedenis zijn verworteld. Ze waarschuwt met name voor de valkuil van ‘vriendelijke tegemoetkomingen’ aan religieuze groepen  die andere waarden hebben. Ze bedoelt dingen als het inrichten van gebedsplekken op school (universiteit, fabriek, kantoor), aanbieden van halal eten in kantines en gedragsregels voor mannen en vrouwen. Dat is niet ‘om het even’, want die vloeien voort uit een – dixit Arib – waardensysteem dat niet compatibel is met de waarden waarop onze samenleving is gebouwd.

Ze noemt toegevingen op die punten naïef. Traditionele moslims, m.n. salafistisch geïnspireerde, gebruiken die ruimte namelijk om hun invloedssfeer te vergroten en hun waarden op te leggen aan hun mede-moslims. Zo brengt dit tolerante gedrag schade toe aan de handelingsvrijheid van burgers met een islamitische achtergrond om nìet te bidden, zèlf te bepalen hoe men relaties wil aangaan, etc.  Vgl. mijn gedachtenoefening rondom de ramadam in De Standaard. Mw. Arib gaat nog een stap verder en stelt dat naast de vrijheid ook de veiligheid van een deel van de bevolking hierdoor in het gedrang komt. De lezing van mw. Arib staat online (50 minuten, gevolgd door een vraaggesprek).

Over die imperialistische trek van de religieuze identiteitsmarker, zie ook hoofdstuk 4 in mijn boek over dit onderwerp, dat u hier kunt lezen [opent een nieuw venster]

Onder de video een stuk van een artikel uit De VOLKSKRANT van 25 september, dat op mw. Arib’s gedachten voortborduurt.

 

Terecht ageert Arib tegen gebedsruimte op school

…. Milder was de ophef over de Abel Herzberglezing, vorige week uitgesproken door Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib. Terwijl zij toch echt wel iets te zeggen had. Het PvdA-Kamerlid schakelde moeiteloos van een persoonlijke identificatie met de naamgever – de Russisch-Joodse Abel Herzberg had zich net als zij als ‘vreemdeling’ moeten zien te verhouden tot de Nederlandse samenleving – naar een scherpe visie op het doormodderende integratiedebat.
Heilige huisjes schuwde Arib daarbij niet. Letterlijk. Ze waarschuwde dat met de opkomst van het salafisme in Nederland de moskee ‘niet alleen meer een vruchtbare plek (werd) voor gebed, maar ook een ingang voor groeperingen die niet in de waarden van een democratische rechtstaat geloven’.Verfrissend was dat Arib de autochtone Nederlanders nu eens geen intolerantie of racisme verweet, maar eerder naïviteit ten opzichte van de islam: ‘Er werden zaken getolereerd of overwogen die met geen mogelijkheid getolereerd of overwogen zouden worden bij andere groepen.’ Die naïviteit is nog altijd niet verdwenen, zo luidde haar waarschuwing:
Onlangs sprak ik met docenten van een gemengde school over de vraag of ze wel of geen gebedsruimte in hun school zouden toestaan. Ze zeiden het te overwegen, omdat ze anders leerlingen met een islamitische achtergrond zouden kwijtraken. Ik probeerde hun uit te leggen dat het toestaan van gebedsruimten voor kinderen uit de orthodoxere gezinnen ook een negatieve mening legitimeert over kinderen die níét bidden.
‘Het zijn keuzes waar we waakzaam voor moeten zijn, omdat ze het risico in zich hebben om verworven rechten waar eeuwenlang voor is gestreden – zoals in dit geval gelijkheid en emancipatie – onderuit te halen.’  Arib is dapper. Wie ageert tegen gebedsruimten in openbare gebouwen, wordt algauw beschuldigd van ‘racisme’ […] En Arib moet ook tegen een ander verwijt opboksen, want kritiek op gebedsruimten is – zo hoor je alom – in strijd met ‘inclusiviteit en diversiteit‘. Dat is het nieuwe dogma dat alle onderwijsinstellingen beheerst. Met die mantra worden in rap tempo kantines halal gemaakt, onderwijsprogramma’s aangepast aan de gevoelige oren en ogen van leerlingen, en dus ook ruimten beschikbaar gesteld voor het islamitisch gebed.
De Vrije Universiteit opende drie jaar geleden twee nieuwe gebedsruimten: een voor moslims en een voor andere gelovigen. Ook de feestelijke opening was in tweeën geknipt, de halalhapjes en -drankjes werden op een aparte tafel geserveerd. Dit voorjaar bleek de islamitische ruimte (dertig ligplaatsen) al te klein, bij het vrijdaggebed schijnt de ruimte uit z’n voegen te barsten.
Dat er in het religieus onderwijs, zoals op de katholieke Radboud Universiteit en de protestantse VU, islamitische gebedsruimten bestaan, klinkt wat bevreemdend, doch is niet onlogisch.
Maar zelfs openbare onderwijsinstellingen richten enthousiast zaaltjes in met gebedskleden, korans, wasgelegenheden en als het even kan ook gordijntjes of muren om de vrouwen van de mannen te scheiden. Roedels diversity officers zien erop toe dat geen student of leerling wordt gediscrimineerd.
Dat intussen principes als gelijkheid van man en vrouw en scheiding van kerk en staat met voeten worden getreden, nemen bestuurders op de koop toe. Misschien dat de scherpe observatie van Arib, over de vrijheid en veiligheid van alle leerlingen die níét willen bidden, hen ooit eens tot inkeer brengt.

Misplaatste solidariteit rond ritueel slachten

Christelijke leiders tegen verbod op onverdoofd slachten: Een voorbeeld van misplaatste solidariteit.

In een verklaring over ‘onverdoofd slachten’ (NL – FR) betuigen de ‘christelijke leiders van België’ (als protestant moet ik dan toch altijd een beetje lachen, maar dit terzijde) hun solidariteit met hun Joodse en islamitische collega’s door vraagtekens te plaatsen bij het wetsvoorstel van het Waals parlement om het onverdoofd slachten met ingang van 1 januari 2019 te verbieden.

De verklaring zegt dat er ‘belangrijke waarden in het geding’ zijn. Daar ben ik het mee eens. Al meer dan 30 jaar is er in ons land een wet op het ‘Dierenwelzijn’ waarin het onverdoofd slachten wordt verboden. Dat lijkt mij inderdaad een belangrijke waarde, die wel wat support kan gebruiken van de ‘religieuze leiders’. Het blijkt hier echter niet te gaan om deze belangrijke waarde, maar om de ‘vrijheid van godsdienst’. De religieuze leiders waren dus toch weer vooral bezorgd om zichzelf. Jammer. Maar okay, vrijheid is een belangrijke waarde, en vrijheid van godsdienstuitoefening ook. Alleen zie ik niet goed in wat dat met een verbod op onverdoofd slachten te maken heeft. Natuurlijk weet ik wel dat tot op heden er een uitzonderingsclausule op de wet bestaat, die mensen die onverdoofd slachten buiten vervolging stelt als zij zich beroepen op hun religie: ‘Mijn God/mijn geloof/ gebiedt mij dat te doen’. Door de mensen dit ‘excuus’ te ontnemen wordt er toch geen inbreuk gemaakt op de vrijheid van religie ? Mensen mogen nog steeds vinden dat ze hoogst persoonlijk een schaap de keel over moeten snijden – liefst in familieverband met de kinderen erbij – om het Offerfeest te vieren. Dat wil toch echter niet zeggen dat de staat daar dan meteen maar ruim baan voor moet maken?

Er zijn ook christenen die vinden dat abortusartsen strafrechterlijk vervolgd (en volgens sommigen zelfs: standrechtelijk geëxcuteerd) zouden moeten worden, of dat leraren biologie geen evolutieleer mogen onderwijzen. Toch geen haar op ons hoofd dat eraan denkt om deze mensen hun gang te laten gaan. Vrijheid van godsdienst betekent niet dat de staat alles maar moet toestaan wat men met beroep op ‘God’ (in welke gedaante dan ook) rechtvaardigt. Er zijn ook moslims en christenen (echt waar) die vinden dat polygynie (met meer dan één vrouw gehuwd zijn) de weg is die God de man niet alleen toestaat, maar zelfs wijst. En er waren (maar voorzover ik weet bestaan die niet meer) diep-religieuze mensen die vonden dat kinderen geofferd moesten worden, of dat er seksueel verkeer moest zijn met tempelprosituées voorafgaand aan de rituele offers. Stel u voor dat die religies nog zouden bestaan! Mag je die in naam van de godsdienstvrijheid dan ook geen strobreed in de weg leggen? De staat heeft dus, met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting, volledig het recht paal en perk te stellen aan allerhand menselijke handelingen, ook als die religieus gemotiveerd zijn. Godsdienstvrijheid is geen immunisering tegen overheidsbemoeienis, laat staan een vrijbrief om te doen en laten wat je wilt.

Waarom moet de voorzitter van de synodale raad van de protestantse kerk perse het pleit voeren voor de conservatieve wettische vleugel in religies die niet eens de zijne zijn?

Als de Vlaamse en Waalse overheid aan het onverdoofd slachten van dieren niet langer wenst mee te werken, dan is dat haar goed recht. Daarmee staat de ‘belangrijke waarde van de vrijheid van godsdienstuitoefening’ niet op het spel. De overheid geeft dan gewoon aan, dat er grenzen zijn, dat iedere burger voor de wet gelijk is, gelovig of ongelovig en dat wat haar betreft dierenwelzijn boven een religieus ritueel gaat. Zeggen dat het er in seculiere slachthuizen ook vreselijk aan toegaat, zoals de verklaring doet, is een flauwe afleidingsmanoeuvre. Dat is natuurlijk zo. En daar moet evengoed iets aan gebeuren. En dat probeert de wetgever ook. Maar, zo gaat de verklaring verder, de kritiek op onverdoofd slachten wordt zo gemakkelijk ‘een dekmantel voor een discours van misprijzen van de levenswijze en spijswetten van onze joodse en islamitische medeburgers’. Dat zal wel zijn, maar ook daarmee is de grond van de zaak zelf toch niet weerlegd. Abusus non tollit usum (‘Misbruik van iets diskrediteert een goed gebruik niet’) En dan nog: het merendeel van moslims eet al lang vlees uit Nieuw-Zeeland waarop het stempel ‘halal’ staat maar dat afkomstig is van dieren die verdoofd zijn vóór ze geslacht werden. Geen haan die ernaar kraait. Dus waar gaat het dan om? En ook onder de Joden zijn er velen die geen probleem hebben om de regels van de kashroet (kosher-eten) aan te passen, dan wel er vrij mee omgaan. Hun stem hoor je alleen niet. Ik weet wel dat de diep-gelovigen dan roepen dat dat geen èchte moslims/joden zijn, maar waarom zouden zij het alleenrecht op die religie hebben! God is wel in de hemel, maar godsdienst is mensenwerk en regels kunnen altijd ook anders geïnterpreteerd en toegepast worden. Dat is doorheen de geschiedenis constant gebeurd. Godzijdank. De enigen die dat niet kunnen, zijn de fundamentalisten.

Waarom, zo vraag ik mij dus af, moet de voorzitter van de synodale raad van de protestantse kerk perse het pleit voeren voor de conservatieve wettische vleugel in religies die niet eens de zijne zijn? Zou het niet veel zinvoller zijn als hij in zijn publieke optreden solidariteit zou betuigen met mensen die het nodig hebben en dan op grond van waarden die ook de onze zijn. In het Lutherjaar kan ik niet anders dan vermoeden dat de ‘evangelische vrijheid’ van de mens om in eer en geweten zijn eigen leven te leiden voor Gods aangezicht, meer aandacht verdient dan het vrijwaren van de speelruimte van gevestigde religieuze instituten.

Dick Wursten

  • Voor misverstanden en mythes (al dan niet bewust in stand gehouden) rond onverdoofd en ritueel slachten: zie de website van GAIA

Bescherm kinderen ook tegen geestelijk geweld

Knack (10 mei 2017) bindt de kat de bel aan. Veel islamonderwijs jaagt kinderen (en jongeren en volwassenen!) angst aan door te dreigen met de hel en andere nare zaken. Vrijheid van godsdienst? Nou dat weet ik zo net nog niet. Mijns inziens is er geen enkele reden dat de school (overheid) niet zou ingrijpen als ze dit signaleert. Ik denk dat ze de morele plicht heeft. Het kind staat centraal op school, niet een vak of een curriculum. De overheid hoeft volgens mij ook niet te wachten tot de erkende instanties hun zaakjes op orde hebben. Ik verwijs naar de rechten van het kind (artikel 19)

Bescherm kinderen ook tegen geestelijk geweld

Dat sommige ouders hun kinderen opvoeden met angst voor de hel, daar zullen we weinig aan kunnen doen, hoezeer ik het ook betreur. En dat heeft niets met godsdienstvrijheid te maken. Ouders hebben nu eenmaal het recht hun kinderen thuis op te voeden zoals ze willen. Ook dat staat in de vaak geprezen verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM artikel 8: recht op privacy en niet-inmenging in het familiale leven; het laatste is in de pre-ambule zelfs nog eens expliciet naar voren gehaald). Dat in veel moskeeën en kerken (laten we niet doen alsof het enkel in de islam voorkomt) wordt verkondigd dat er een laatste oordeel is en dat God het kwaad met wortel en tak zal uitroeien, ook daaraan zullen we weinig kunnen doen. Mensen staat het vrij om te geloven wat ze willen en om die mening te verspreiden, met en zonder een apart recht op godsdienstvrijheid. De scheiding van kerk en staat betekent ook dat de overheid zich niet met de opvattingen van mensen bemoeit, tenzij de openbare veiligheid of een ander mensenrecht in gevaar komt.

Mensenrechten gelden ook voor het kind

In die laatste toevoeging zie ik een opening om hier toch iets aan te doen. Ook kinderen hebben immers mensenrechten. Zo kun je je in dit geval bijvoorbeeld afvragen: Hebben kinderen geen recht op vrijheid van godsdienst in de eerste betekenis van dit mensenrecht, nl. dat ze vrij moeten kunnen zijn van religieuze dwang. Dat kan je in de thuissituatie niet bewerkstelligen, en ook niet in de religieuze vereniging (kerk, moskee). Maar daarbuiten dan toch zeker wel, of op z’n minst tegenwicht bieden tegen indoctrinatie. Zeker op de scholen die de overheid zelf inricht. Daar geldt het pedagogisch project van de school, ook in de lessen levensbeschouwing. Verder is er ook het kinderrechtenverdrag van de VN (1989). Artikel 19 spreekt over de bescherming van de kinderen tegen mishandeling en verwaarlozing. En in dit artikel wordt expliciet gezegd dat ieder kind recht heeft op bescherming ‘tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld’. Is het aanjagen van angst met God als almachtige boeman, geen vorm van geestelijk geweld? En kom niet af met een vergelijking met Sinterklaas. Wie dat doet heeft van religie niets begrepen. Welnu, de Belgische staat heeft dit verdrag ondertekend en heeft dus beloofd dat ze ‘alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied’ zal nemen om het kind tegen deze vorm van geweld te beschermen.

Waar wachten we nog op !?

Dick Wursten

[Ook gepubliceerd als opiniestuk in De Morgen]

Wie definieert wat gematigd is?

Religie is maar één aspect van een veelkleurige menselijke persoonlijkheid

in iets gewijzigde vorm verschenen in De STANDAARD 11 FEBRUARI 2017 | Dick Wursten

Het uitgelekte OCAD-rapport over radicaal salafisme noopt politici tot maatregelen. Dick Wursten waarschuwt voor contraproductieve effecten.

De laatste dagen ben ik geregeld van mijn stoel gevallen als ik weer eens een bevoegde minister of partijvoorzitter hoorde vertellen hoe men de dreiging van het jihadisalafisme, op tafel gelegd door het OCAD (DS 8 februari) , zou gaan aanpakken. Er zouden door de staat gesubsidieerde imamopleidingen komen, men zou proberen de geldkraan vanuit Saudi-Arabië dicht te draaien om een dam op te werpen tegen het fundamentalisme. 

Jammer, maar zo werkt het niet. Dat wil zeggen: Natuurlijk moet de Belgische overheid het lef hebben om de inmenging van buitenlandse mogendheden  (i.c. Saudi Arabië) een halt toe te roepen. Maar dat gaat ze echt niet doen (Erst kommt das Fressen, dann die Moral). En met dat andere voorstel (staats-imams opleiden) toont de overheid dat ze niet weet wat ze doet. Ze slaat daarmee de plank naemlijk volledig mis en schendt en passant ook nog even de scheiding van kerk en staat door zich met de inhoud van de islam te bemoeien.

Ik verklaar mij nader: Fundamentalistische stromingen, zoals het salafisme, zijn parasieten. Zij bestaan door zich af te zetten tegen de mainstream. Die is volgens hen te zwak, te laf, te werelds, past zich te veel aan, doet water in de wijn, is te westers (Boko Haram). Handige fundamentalistische predikers verwijten de mainstream-kerk of -moskee dat ze gemene zaak maakt met de overheid. In mijn – protestantse – traditie was het in de vorige eeuw bon ton in fundamentalistische kringen te verwijzen naar de overheidssubsidie die de ‘staatskerk’ (zo noemden zij minachtend de mainstream-protestantse kerk) zich liet welgevallen. Het ultieme bewijs dat ze niet zuiver op de graat was.

Fundo’s groeien tegen de stroom in.

Het bericht dat de Belgische staat imams gaat (helpen) opleiden is koren op de molen van de fundamentalistische stromingen zoals het Salafisme. Zij hebben er nu namelijk een argument bij om moslims die toch al een beetje twijfelen of ze wel helemaal goed bezig zijn naar hun kamp te halen. “Zie je wel dat die andere moslims hun ziel eigenlijk al verkocht hebben voor wat staatssteun! Salon-moslims zijn het, die een wit voetje willen halen bij de ‘heidenen'”.
Door de opleiding voor gematigde imams te financieren zal de radicalisering niet worden tegengehouden. Het werkt zelfs averechts. Radicale stromingen gedijen het best als ze bestreden worden en het gezag van de gematigde groep neemt af naarmate ze zich meer laat subsidiëren. Zo zitten fundamentalistische geloofsbewegingen nu eenmaal in elkaar. Ze zijn een world in opposition en groeien tegen de stroom in. Herinner u: ‘Het bloed der martelaren is het zaad der kerk’. De protestantse reformatie 500 jaar geleden had haar grote succes voor een deel te danken aan de manier waarop ze werd tégengewerkt. Doordat alles te investeren in tegenwerking (toen deed men nog aan regelrechte vervolging) vergat men te luisteren naar wat mensen echt wilden. Chams Eddine Zaougui heeft daarom deels gelijk als hij erop wijst dat veel salafistische jongeren niet veel meer willen dan gewoon met rust gelaten te worden zodat zij ‘hun religieuze ding’ kunnen doen (DS 10 februari), terwijl ze verder gewoon burger van België zijn, werken, trouwen, kindjes krijgen en geld uitgeven. Laat ze toch en blijf contact met ze houden, zodat ze zich niet gaan isoleren, want dat is het gevaar. Dan wordt het een gesloten groep. En als zo’n groep zich in woord en gedrag zich tégen de samenleving keert, dan moeten we natuurlijk ook niet naïef zijn. Verder geldt: ook een religieuze identiteit kan in de loop van het leven veranderen, en is – godzijdank – meestal ook maar een deel van een veelkleurige identiteit als mens.

Vrijheid van godsdienst ? Instrumentaliseren bedoelt u !

Wat mij ook verbijsterde is dat niemand de afgelopen week z’n vinger opstak en voorzichtig vroeg: ‘Meneer de minister, kan dat eigenlijk wel dat een overheid zich bemoeit met de inhoud van een godsdienst?’ Ik dacht dat er zoiets bestond als ‘de vrijheid van godsdienst’ en dat dat op z’n minst betekent dat de godsdiensten inhoudelijk gevrijwaard zijn van overheidsbemoeienis. En ook al staat het niet letterlijk in onze grondwet, er is toch zoiets als een ‘scheiding van kerk (moskee) en staat’? En nu zegt de overheid unverfroren dat ze ‘gematigde’ imams wil gaan opleiden. Ik heb daar enkele vragen bij. Wie definieert wat ‘gematigd’ is? Valt daar onverdoofd slachten onder? De hoofddoek? Gemengd zwemmen? Vrouwen een hand geven? Gelijkwaardigheid van man en vrouw? Indien niet, wie beoordeelt dat dan? Dit is een logische onmogelijkheid. Elk standpunt zal theologisch zijn, en dus een andere groep moslims discrimineren, nog los van het gegeven dat het, zoals gezegd, koren op de molen zal zijn van de fundamentalisten. Transponeer deze gedachteoefening eens naar de christelijke kerk (overheid gaat ‘gematigde priesters opleiden’ en enkel kerken die deze priesters aanstellen zullen nog gesubsidieerd worden) en u voelt dat hier iets niet klopt. Ik denk dat het goed is dat men zich ook in België realiseert dat de vrijheid van godsdienst altijd twee zijden heeft. Enerzijds is er een vrijheid om allerlei religieuze impulsen te uiten, vorm te geven (freedom of expression), anderzijds moet de overheid ook de handen thuis houden als het hulpverlening aan een religieuze stroming betreft (non-establishment). Ze kan het niet maken dat ze de ene religie wel en de andere niet ondersteunt. Ook dat is discriminatie. Hetzelfde geldt voor interne selectie binnen een religie. Het is alles of niets. Of de overheid neemt de opleiding van alle (erkende) erediensten voor haar rekening, of van geen een. [hier is m.i uiteindelijk maar één logisch consistent antwoord mogelijk: géén. Alle andere opties spreken impliciete waardeoordelen uit en discrimineren dus]

Inzetten op goed levensbeschouwelijk onderwijs

Natuurlijk begrijp ik dat de overheid gevaarlijke radicalisering van bepaald gedachtegoed wil tegengaan. Maar ze moet die bestrijden met haar eigen middelen. Zo kan ze bijvoorbeeld inzetten op goed onderwijs. Dat werkt altijd emanciperend en maakt jonge mensen weerbaar tegen elke vorm van sectarisch denken. Ze kan ook zonder zich met de opleiding van imams te bemoeien haatzaaiende imams en loslopende predikers die tot geweld oproepen ook nu al juridisch vervolgen. Godsdienstvrijheid is geen vrijbrief voor misdadigheid. Maar de overheid moet niet denken dat zij op dit terrein winst kan behalen door zich te mengen in de manier waarop een religie zichzelf organiseert. Als ze dat toch doet, schiet ze zich in eigen voet. Ze moeit zich als de tovenaarsleerling met een materie die ze klaarblijkelijk niet beheerst en speelt en passant – zonder dat ze er erg in heeft – de fundamentalistische stromingen binnen de religies in de kaart.

Dick Wursten  

P.S.: twee opties om de verhouding kerk en staat te regelen.

Doorgaand op deze analyse denk ik dat er uiteindelijk maar twee opties zijn op dit terrein:
1. contractual religious freedom. Dan kan de staat voorwaarden stellen aan die erediensten die ze subsidie verschaft.
2. De Amerikaans-Franse oplossing (Bill of rights), waarbij freedom of expression gekoppeld is aan een non-establishment clausule, waarin de geldkraan vanuit de overheid richting religieus geïnspireerde initiatieven principieel dichtgaat. Enkel handelingen (bijv. ziekenverpleging, onderwijs volgens het curriculum) die objectief meetbaar overeenstemmen met wat de staat wenselijk acht komen in aanmerking voor subsidie. Dus christelijke ziekenhuizen, christelijke scholen: no problem voor dat deel van hun handelingen, maar niet voor de religieuze omkadering. En bij betwisting: Het recht oordeelt nooit op grond van intenties maar op grond van daden/feiten (acts).
Optie 2 is tamelijk radicaal voor België, maar volgens mij de enige gezonde oplossing op de lange termijn.